IdDatumTitel

Verhalen en Gedichten

WOENSEL                         Door: Ad van Oorschot, wijze: Toen ik nog een jungste was…..     
Kende gij het Hemerijk
De straat van Hein den Bakker,
Waar ge zo’n zestig jaar geleen
Ravotte als een rakker.
Kende gij de winkel nog
Met broodjes en met mikken,
Dan komde gij uit hetzelfde dorp,
Uit Woensel, net als ikke.
 
Kende gij den Boschdijk nog
Met kerk en pastorie,
En ’t Eindje, ook den Binnenpad
En straat van Harmonie.
Kende gij die winkel nog
van Sanitas, verdikke,
Dan komde gij uit’t zelfde durp,
Uit Woensel, net als ikke.
 
Kende gij het schooltje nog,
Wat wij toen het Vuile noemde,
De Zoutmanstraat, het Vredesplein,
Ville D’Est, wat iedereen verdoemde.
Kende gij de Peperstraat,
De Verwerstraat, verdikke,
Dan komde gij uit’t zelfde durp,
Uit Woensel, net als ikke.
 
Kende gij ook de Lijmbeekstraat,
De Polder, zoals wij zeggen,
De Bondstraat met daarachter nog
’t Fabriek van de luciferren.
Kende gij de Schoolstraat nog,
Kaneelstraat ,potverdikke,
Dan komde gij uit’t zelfde durp,
Uit Woensel, net als ikke.
 
Kende gij de Houtstraat nog,
De straat met de nonnenschool,
De Fellenoord, den Hooizolder,
Den Ouwen Toren en de molen.
Kende gij ’t Stijfend nog
En Eckart, potverdikke,
Dan komde gij uit’t zelfde durp,
Uit Woensel, net als ikke.
 
Als gij deez’dingen allemaal kent
Dan bende gene jonge,
Dan trekte al van de AOW
en maakt toch grote sprongen.
Dan bende toch heel erg rijk
Met alles potverdikke,
Want bende uit Woensel weggegaan,
Ge leeft nog, net als ikke.