IdDatumTitel

Verhalen en Gedichten

De Oude Toren houdt zich verscholen tussen flats en huizen. De Woenselse oude toren met zijn karakteristieke Kempische toren uit de 15de eeuw. De Oude Toren stond in mijn jeugdjaren in de akkers. De Oude Toren grensde aan een zandweg die vanaf de Broekseweg liep naar de Nieuwe Dijk en in de verte zag je de windmolen van Raaymakers. Daar lag ons rapenland en de volkstuin van Versveld onze buren. De Kaakstraat had maar twee huizen. Het huisje van Jan Klaassen, de toddenboer. De bergen todden werden gesorteerd op katoen en wol en poetsdoeken. Bij Klaassen hadden ze negen meisjes en drie zoons, Willem Jan en Piet. Daarnaast woonde Pauwke Bergman, wij noemden hem het fietslemke. Hij handelde in klein fietsreparatiemateriaal waar hij de boeren mee af ging. Hij had ook altijd een grote fietspomp achter op zijn bagagedrager vandaar zijn naam. Pauwke spaarde gloeilampen die het niet meer deden. Hij hield ze tegen het licht en schudde en draaide net zo lang totdat het kapotte draadje in de lamp bleef hangen. Dan draaide hij die gloeilamp voorzichtig in een fitting, en hoera de lamp deed het weer. Door de ontstane warmte van het branden smolt de wolframdraad weer aan elkaar. Eenmaal in de week verkocht hij ook klompen. Wij kregen van ons mam een stokje mee voor de maat. Wij stonden dan te wachten tot hij klaar was met eten. Vaak zat hij zijn bord uit te likken. Pauwke is nog aan de afwas, zeiden wij dan.
Duiven begonnen in die tijd al een grote passie te krijgen in mijn leven. Uit heel Eindhoven kwamen ze kijken naar mijn witte postduiven. Ik kon het zelf ook niet geloven. Al die witte postduiven komen uit twee blauwgebande duiven. In Strijp woonde Theo Vialle die lid was de postduivenclub "De Vliegenier", daar heb ik veel van geleerd. Mijn vriendje Rein Wensen uit de Wassenaarstraat had ik ook al aangestoken met mijn hobby. Zijn vader had heel de ruimte achter het huis in de Wassenaarstraat nodig voor zijn tuindersbedrijf, dus bouwden wij een duivenhok op het platdak. Wij hadden ook een wielerbaantje gemaakt van opgehoopt zand. (nu de Visserstraat). We zouden het gaan verharden met een ijzeren wals van zijn vader. Toen we de wals kapot terugbrachten was dat ook meteen het einde van onze vriendschap.
We waren altijd buiten aan het rotzooien. Bustrappertje, stokslag, handslag, landje pikken en bokspringen. Het ging er niet zachtaardig aan toe in de Verwerstraat. Vechtend is wel vergaand, maar noem het maar zeer ruw stoeien. Vooral stokslag, je zat dan met een flink aantal jongens, met je rug tegen een muur. Achter onze rug hadden wij een stok. Het was de bedoeling dat één man die stok moest pakken. Maar je graaide maar op goed geluk tussen de jongens. Ze gaven natuurlijk als je die stok wilde pakken, die gauw aan een ander door. Maar dan sloeg een ander jou op je kont met die stok. Een paar keer per jaar was krachtmeten tegen de katholieke jongens van de Kruisstraat en omstreken. De oudste ging dan op oorlogspad. Morgen om drie uur op het Traplust veldje. Alleen schilden meebrengen. De schilden waren dan de deksels van de vuilnisemmers.”Ze hebben Piet Beerens van de slager uit de Kruisstraat er ook bij”. Maar met Bas Vuijk, Kees Viveen, Cor Nieuwenhuizen moet het toch ook lukken. Dat alles rondom de oude toren in Woensel.

Groetjes Bert Broekman
www.vliegkist.nl