EiB header publiek

Het heden en verleden van Eindhoven

Responsive Navigation
Google Maps

Uw selectie...

Fotonr.:

20201

Bijdrager:

Jaar:

2005

Stadsdeel:

Strijp

Buurt:

612 Philipsdorp

Straat:

Strijpsestraat

Onderwerp 1.:

Niet bekend

Onderwerp 2.:

Niet bekend

Onderwerp 3.:

Niet bekend

Een reactie op deze foto insturen


Ik heb de algemene voorwaarden gelezen en akkoord bevonden

image




  • facebook
  • twitter
  • img
Strijpsestraat

Beschrijving

De Strijpsestraat gefotografeerd vanaf het St Trudoplein.


Geplaatst op

08-06-2009

Email bijdrager

img

Reacties:

Datum: 26-06-2020
Naam: gerard strijards  
img

Het plein heeft nog enigszins de oorspronkelijke driehoeksvorm van de "gemeynt", de gemene weiplaats met brandkuil voor bluswater en drinkwater. De Strijpenaren die schapen, geiten en rundvee hielden mochten daar hun dieren laten grazen in afwachting van de gemeenschappelijke herder die ze naar heiden of grazige weiden voerde. De kuil stond via graven of grachten in verbinding met het Schouwbroek daarachter waar gagels groeiden en kraaien huisden in grote zwermen. Dat moeras, het schouwe broek, was zeker in de wintertijd ontoegankelijk. Het gold als heksenland waar heksen hun tovenarij-bijeenkomsten hielden en via hun kraaien de Strijpenaren ziektes deden brengen: cholera, rode loop, typhus en zelfs malaria. Deze ziekten teisterden Strijp in hoge mate. Dat kwam, naar achteraf bleek, omdat de graven en grachtjes die het overtollige Genderwater naar de brandkuil leidden (Strijp ligt in een langgerekt beekdal van dit stroompje) waren verzadigd van lijkengif uit de bovenste laag van het middeleeuwse kerkhof dat reikte tot de as van de Strijpsestraat. Pastoor van Griensven liet in 1864 een openbare artesische bron met pompinstallatie slaan voor de kinderen die bij de nonnen op school gingen belendend aan het Liefdesgesticht, waaraan annex ook een rusthuis kwam ter verzorging van bejaarde behoeftige vrouwen. Die pomp sloot aan op een zoetwaterbel, maar verstoorde tevens de verschillende lagen waarin de lijkkisten waren gelegd op dat hof, waarbij de bovenste lagen gingen schuiven en dat gif zich meedeelde aan het grondwater dat ook in de brandkuil terechtkwam. Sindsdien kwam aan de cholera geen einde. Op de hoek Trudoplein/Strijpsestraat, zuidwaarts gekanteld, stond het luihuis met de drie eeuwenoude klokken ter plaatse gegoten door de klokkengieter Jan van Zeelst, inderdaad uit het gelijknamige gehucht afkomstig. De paarden die ter markt te Eindhoven geleid werden herkenden dat huis al bij nadering van de gemeenteweide, vanuit de verte, en begonnen daarom naar rechts te trekken, omdat de klokken dicht bij de grond luidden en bekend stonden om hun dreunende galm. De paarden raakten daardoor beducht en sloegen soms op hol. Vandaar de vreemde bocht in de Strijpsestraat ter hoogte van de kapel die pastoor Werners in 1930 bedoelde als doopkapel. Vandaar de gemetselde trap die uitkomt op de Strijpsestraat rechts, links van het hoogaltaar op het priesterkoor. De ongedoopte, nog bezeten door de duivelse machten, mocht nog niet via het schip, de gewijde kerkruimte, naar de doopvont gebracht worden, maar moest aannaderen "a sinistra", van links, van de kant der heksen en de spokende zielen op het Schouwe Broek. Dus via dat trappetje, ongewijd metselwerk in de publieke ruimte.


Datum: 27-06-2020
Naam: gerard strijards  
img

In 1920-1922 is de Strijpsestraat voor de aanleg van riolering diep opengebroken door de dienst Gemeentewerken Eindhoven. Strijp had immers nooit een riolering aangelegd. Dat was te duur. In 1920 kon Eindhoven de randgemeenten Stratum, Gestel, Tongelre, Woensel en Strijp annexeren tot "Groot-Eindhoven", met als consequentie dat Eindhoven nu ook het achterstallig onderhoud bij kunstwerken voor de borging van de volksgezondheid voor zijn rekening moest nemen. Strijp had daarop gespeculeerd en daarom het rioolstelsel verwaarloosd. Dat moest nu alsnog ter hand genomen worden, vandaar die opbrekingen. Toen is voor de tweede maal het middeleeuwse Strijp aan het daglicht getreden omdat onder de bestrating van de Strijpsestraat de vierde en de vijfde laag lijken werden aangetroffen, soms zelfs met onvermoede grafkelders. Pastoor Petrus Maas, de bouwpastoor van de neogothische Sint Trudokerk, die in 1887 werd geconsacreerd, had de lagen waarvoor grafrechten waren betaald wél laten overbrengen naar het nieuwe zuidwestelijker gelegen kerkhof, maar vrijwel niets gedaan aan de onderliggende lagen met bekistingen en kelderruimtes, zelfs niet van de parochie-pastoors zoals Van Griensven. Hij had wel hardstenen kruizen laten vergruizen en sommige monumenten hergebruikt met andere grafopschriften, maar zelfs geen historisch onderzoek laten verrichten. Begrijpelijk: de kerkkas was uitgeput, er was méér geheid moeten worden dan voorzien en ook dieper totdat stut geslagen kon worden, Maas had geen liggende gelden meer over. Jammer is het voor de heemkundigen natuurlijk wel, want zo had de Strijpenaar toch belangrijk méér kunnen weten over het gehucht waaraan hij gehecht was -- en, zoals blijkt, het stadsdeel dat voor zijn familie een bakermat is geweest sedert eeuwen her. Veel historisch besef had de negentiende eeuwse geestelijkheid in die dagen niet.


Datum: 28-06-2020
Naam: bert van herk  
img

Weer prachtig en op een ongeëvenaarde manier uitgelegd en voor eenieder begrijpelijk gemaakt. Ik ben een echte Strijpse kraai van 71 jaar en ik wist hier niets van. Bedankt Gerard.


Datum: 01-07-2020
Naam: gerard strijards  
img

Strijp lag en ligt in een langgerekt beekdal van "De Gender", een typisch Kempisch beekje dat heel sterk meanderde en dat nog wel doet. Maar in de middeleeuwen zaten er enorm veel rare kronkels in. De Gender kon nooit vergraven worden tot een bevlotbaar transportwater, evenmin als de Dommel. En van beurtvaart met platbodems hoefde de middeleeuwer helemaal niet te dromen. Veel te veel vernauwingen, zandopeenhopingen en watervervallen, instortende oevers en ineens uitbrekende sprangen. Vanuit Eindhoven was Strijp nauwelijks aannaderbaar. Wie op de markt van dat stadje vracht had verworven moest via de Woenselse Poort het plaatsje verlaten, door de Fellenoord baggeren over een blubberpad "Het Eindje", dan koersen zuid-oostwaarts over een vlonderpad waaromheen Gagels groeiden, Gagels, Gagels, overal, met bremstruiken, zonnedauw en kraaiennesten die schetterend verdedigd werden door de grauwe vogels die elke indringer aanvielen. Vanuit de Gagelpaden kon men koersen op het dakruitertje van het Sint Trudokerkje. Daar kon men op de gemeyne weide lossen. Er was niet veel negotie, hier in Strijp, men leefde afgezonderd. Dat had, naast alle nadelen, ook dit voordeel: soldaten kwamen er bijna nooit. Dat was met Woensel, Stratum en Gestel anders. Daar liepen handelswegen over zandruggen, sedert oudsher betreden, al sinds de Romeinse tijd. Daar was nering en handel ontwikkelbaar. Maar daar kwamen ook militaire afdelingen doorheen denderen die oorlogsschatting afdwongen, vrouwvolk verkrachtten en besmettelijke ziekten brachten. In Strijp was niets te doen. Niets te halen. De deken van Woensel legde daarom bij het rectoraatskerkje van Strijp een grote kerkfabriek aan met gespecialiseerde akkerbouw. En hij liet daar loofbomen planten, vee telen en weiden. De kapelaan mocht daarvan de kuikens, eieren en lammeren houden voor het onderhoud: hij mocht de "krijtende tienden"voor zichzelf houden. "Krijtend": de voortbrengselen van rundvee, geiten en schapen die het zogende of verkloekende moederdier nog niet ontvloden waren en dus steeds om hun voortbrengster kreten. Van het arendragende veldgewas mocht de ondergeschikte geestelijke schepels afhouden en hij mocht het houtopstand tot op zekere ellen schonen voor branddoeleinden. De verdere opbrengsten van het feitelijke grondbezit waren voor de deken van Woensel. Deze magistraat had de Strijpse gronden niet in eigendom, maar in pacht via de abt van Sint Truiden, die weer ondergeschikt was aan de prins-bisschop van Luik. De fiscale heffingen geschiedden dan ook naar Luiks recht dat afgeleid was van het Duits-Romeinse recht. Ze zijn heel precies aangetekend, die heffingen. Je kunt ze herleiden via het Algemeen Rijksarchief. De deken van Woensel was een soort hoofdontvanger. Die had een immens dekenaat. Die was steeds op pad om geestelijken op hun standplaats in te leiden en vertrouwde op zijn kapelaans, aan wie hij de zorg voor de kerkakkers uitbesteedde via de daggelders op de kerkfabriek. De Strijpse kerkakkers waren bijzonder uitgestrekt: ze reikten tot aan Zeelst, De Hurk en De Rijsten. Ze waren nu niet erg vruchtbaar, maar het bebouwen loonde toch omdat de oogst intact kon worden binnengehaald zonder vertrampeld te worden door voorbijtrekkende huurlingen die nog plunderden óók. Slag aannemen in het doormodderde Strijpse beekdal was onzinnig: je kon geen compacte gepantserde ruiterij opstellen met infanteristenlinies die de ritueel voorgeschreven afwachtingsopstellingen innamen. Op de Woenselse Hei kon dat wel. En daar hadden de Woenselnaren dan ook sedert de veertiende eeuw flink veel last van: ze woonden eigenlijk op een militair oefengebied. Daar kwamen ze achter toen de legers groeiden van enkele honderden infanteristen tot afdelingen van tienduizend gespecialiseerde huurlingen. Strijp bleef er, gehuld in zijn nevel, mist en beschermd door zijn toverende heksen, buiten. De kraaien droegen uit dat je hier beter niet kon wezen, wilde je geen vliegende zinkings, katterale koortsen of rooie loop krijgen. Dat beschermde beter dan een UNPROFOR, een beveiligingsdetachement van een internationale divisie van de Verenigde Naties, dat Strijp tot "safe area" zou hebben uitgeroepen. Strijp liet dat aan zijn heksen doeltreffender over. De Strijpse kerkfabriek voer er wel bij.


Datum: 01-07-2020
Naam: Paul van der Cingel  
img

In de 19e eeuw waren er wel meer die geen historisch besef hadden. De stadsmuren en poorten die al enkele eeuwen geen nut meer hadden stonden nog overeind. In de 19de eeuw kwam de industrie op en bewoners van het platteland, waar vaak diepe armoede heerste, trokken naar de stad waar de industrie zich vestigde; de stad binnen de muren werd te klein en men ging grachten dempen en muren afbreken om ruimte te scheppen, Ze hadden er natuurlijk geen idee van dat die afbraak in de 20e eeuw op tal van plaatsen betreurd zou worden. Ik geloof trouwens dat 20e-eeuwse Eindhovense stadsbesturen ook wel eens een gebrek aan historisch besef verweten werd. Als je nagaat wat er nu nog over is van het Eindhoven van 100 jaar geleden, dan ben je gauw klaar. Het beetje dat er toen nog was is praktisch geheel verdwenen.


Datum: 02-07-2020
Naam: gerard strijards  
img

Het is mogelijk gedetailleerd op de hoogte te raken van de aard en omvang van de Strijpse kerkakkers. Maar dan moet je een middeleeuws fiscaal register raadplegen. De rooms-katholieke kerk in de middeleeuwen leek veel op de Europese Unie als rechtsorganisatie. Zij was een supranationale rechtsorganisatie die aan de inwoners van westelijk Europa een zeker uniform en universeel rechtssysteem probeerde te borgen. Dat deed ze om het geloof voort te planten en intact te houden. Daar hoort een fiscaal systeem bij waarin "belastbare feiten" worden gedefinieerd wanneer van zo'n organisatie diensten, vergunningen en ontheffingen worden gevraagd. Die diensten lagen vooral in het spirituele religieuze vlak. Die dienstverleningen waren vaak "fiscale feiten". Dat zijn handelingen waarvoor je geld (leges) moet betalen. De doop, de huwelijkssluiting, de communie, de absolutie bij zondekwijtschelding. De wettiging van kinderen, het geven van huwelijksdispensatie bij bloedverwantschappelijkheid van de huwelijksbelusten. De afkoop van misdrijven. De kerk kende bisdommen, die weer in aartsdiakonaten en dekenaten verdeeld waren. Die dekenaten waren verdeeld in parochies, rectoraten en kapelanieën. De dekens zorgden dat deze laatste drie periodiek opgaven wat er voor diensten, vergunningen en ontheffingen waren verleend. Want die brachten bij de geestelijken (de kerkelijke ambtenaren) geld op. Daarvan ving de bisschop provisie, net als de deken en de aartsdiaken. Om die diensten te kunnen verlenen waren goederen bijeengebracht: grond, vee, maar ook geldelijke fondsen. Die werden ook belast. Dat werd centraal geregistreerd in notities, de pouillés, die de aartsdiakens inzonden bij de bisschoppelijke administratie. Voor Strijp was dat Luik. Daarin kun je lezen hoeveel doopjes, absoluties, communies. huwelijken per parochie of rectoraat werden opgegeven door de bedienaar van de religie. En ook op grond van welk basisinkomen hij dat kon doen: wat waren zijn fondsen om zijn dienst te kunnen doen. De goederen en het vee die de kerk draaiend hielden werden geminuteerd. En óók wat voor altaren bediend werden en hoeveel missen een kerk had per jaar. De Luikse pouillés tussen 1400-1568 zijn vaak intact gebleven. Die geven inzicht in de Strijpse kerkakkers en de kerkfabriek die daarmee onderhouden werd: het geheel vermogensbestanddelen waardoor de kerk kon functioneren. Alles wat op de kerkakkers gebeurde, hoe ze ingericht, verkaveld en bewerkt werden, is daaruit af te leiden.


Datum: 03-07-2020
Naam: Paul van der Cingel  
img

Ja Gerard, het beteugelen van de vleselijke lusten kon je wel aan de kerk overlaten, met het onderdrukken van financiële lusten had men meer moeite, en dat leidde tot de reformatie. Johannes Hus, Schwarzer (Melanchton) hebben hun bezwaren tegen dubieuze praktijken met de dood moeten bekopen. De veel bekendere Maarten Luther, begonnen als augustijner broeder, werd moraaltheoloog en verzette zich tegen de handel in aflaten. Hij werd daarvoor ter verantwoording geroepen en moest zijn stellingen herroepen. Hij weigerde en werd later geëxcommuniceerd. Dankzij een belangrijke beschermheer die hem onderdak bood in de Wartburg in Eisenach kon hij ontkomen aan de dood en gebruikte zijn tijd daar om de Bijbel vanuit het Latijn in de volkstaal (het Duits) te vertalen.