De bevrijding van Eindhoven op 18 september 1944.
Een neger met een mes tussen zijn tanden in een grote vrachtwagen. Ik zag hem bij de
intocht van onze bevrijders in de binnenstad van Eindhoven. Als jochie van bijna
zeven maakte dat het meeste indruk op mij. Het was de eerste zwarte man die ik zag.
Rondom mij, veel gejuich, bloemen en mensen die probeerden de soldaten aan te
raken en bloemen te geven. Ik was daar met mijn moeder. Wij woonden met nog
twee jongere broertjes in de Nieuwe Bogert naast opa en opoe de Groot, de ouders
van mijn moeder. Mijn vader was in 1941 overleden aan een mislukte maagoperatie.
Mijn moeder wilde eigenlijk die dag naar Tongelre om boodschappen te doen bij een
familielid, die een winkel had op de Kempensebaan. Ze stelde het uit tot de dag erna.
Toen we tegen de avond uit Tongelre terug kwamen mochten we de overweg op de
Fellenoord niet over, te gevaarlijk. Ook de Parallelweg was afgesloten. We werden
de Emmasingel opgestuurd en moesten via de Willemstraat maar zien thuis te komen.
Ongeveer bij de overweg in de Willemstraat zagen we parachutes met brandende
fakkels eraan.
Onze eerste gedachte was, wat mooi, die bevrijdingsfakkels. Naar binnen, naar
binnen, het zijn Duitsers, riepen een paar mannen van de PAN met helm en armband.
We mochten een huis binnen en daar zaten we met veel mensen in een grote kelder.
Er was een man met een hamer om de waterleidingsbuizen dicht te slaan, als het huis
geraakt zou worden. Als we niet uit de kelder zouden kunnen, zouden we kunnen
verdrinken. We hoorden de bommen vallen.
Gaandeweg werd het rustiger. Tegen twaalven gingen we naar huis, over de overweg
bij het belastingkantoor. In de Gagelstraat knarste en knerpte het glas onder onze
voeten. Ik schrok vreselijk toen we een kinderwagen zagen staan, gelukkig lag er
niemand in. We kwamen ook een vroegere vriend van mijn vader tegen die op zoek
was naar familieleden. Op het Eindje brandde een protestantse kerk. We liepen door
de Oude Bogert naar de Nieuwe Bogert en de schrik sloeg ons om het hart. Er lagen
veel huizen in puin en er waren 18 bommen gevallen, hoorden we achteraf. Mensen
kwamen naar buiten en feliciteerden ons dat we veilig terug waren. Volgens hun
berekening hadden wij midden in de gevarenzone gezeten. Thuis wachtten Opa en
Opoe met mijn broertjes. Bij iedere bom die ze hoorden vallen hadden ze gebeden:
mijn Jezus , barmhartigheid. Wat was iedereen opgelucht dat we weer veilig bij elkaar
waren.
Het werd pas echt leuk toen we inkwartiering kregen van een legerkok, die lekkere
hapjes meebracht en natuurlijk chocolade. Spannend was het toen een tank zich vast
reed achter onze tuin, in de drassige weilanden van de Bimd langs de Dommel. Hij
werd er door een andere tank uitgetrokken. We speelden nog weken tank onder de
tafel met de opgeklapte stoelzitting als uitkijkpost.
Steef Pas
Geboren 21-11-1937
Een neger met een mes tussen zijn tanden in een grote vrachtwagen. Ik zag hem bij de
intocht van onze bevrijders in de binnenstad van Eindhoven. Als jochie van bijna
zeven maakte dat het meeste indruk op mij. Het was de eerste zwarte man die ik zag.
Rondom mij, veel gejuich, bloemen en mensen die probeerden de soldaten aan te
raken en bloemen te geven. Ik was daar met mijn moeder. Wij woonden met nog
twee jongere broertjes in de Nieuwe Bogert naast opa en opoe de Groot, de ouders
van mijn moeder. Mijn vader was in 1941 overleden aan een mislukte maagoperatie.
Mijn moeder wilde eigenlijk die dag naar Tongelre om boodschappen te doen bij een
familielid, die een winkel had op de Kempensebaan. Ze stelde het uit tot de dag erna.
Toen we tegen de avond uit Tongelre terug kwamen mochten we de overweg op de
Fellenoord niet over, te gevaarlijk. Ook de Parallelweg was afgesloten. We werden
de Emmasingel opgestuurd en moesten via de Willemstraat maar zien thuis te komen.
Ongeveer bij de overweg in de Willemstraat zagen we parachutes met brandende
fakkels eraan.
Onze eerste gedachte was, wat mooi, die bevrijdingsfakkels. Naar binnen, naar
binnen, het zijn Duitsers, riepen een paar mannen van de PAN met helm en armband.
We mochten een huis binnen en daar zaten we met veel mensen in een grote kelder.
Er was een man met een hamer om de waterleidingsbuizen dicht te slaan, als het huis
geraakt zou worden. Als we niet uit de kelder zouden kunnen, zouden we kunnen
verdrinken. We hoorden de bommen vallen.
Gaandeweg werd het rustiger. Tegen twaalven gingen we naar huis, over de overweg
bij het belastingkantoor. In de Gagelstraat knarste en knerpte het glas onder onze
voeten. Ik schrok vreselijk toen we een kinderwagen zagen staan, gelukkig lag er
niemand in. We kwamen ook een vroegere vriend van mijn vader tegen die op zoek
was naar familieleden. Op het Eindje brandde een protestantse kerk. We liepen door
de Oude Bogert naar de Nieuwe Bogert en de schrik sloeg ons om het hart. Er lagen
veel huizen in puin en er waren 18 bommen gevallen, hoorden we achteraf. Mensen
kwamen naar buiten en feliciteerden ons dat we veilig terug waren. Volgens hun
berekening hadden wij midden in de gevarenzone gezeten. Thuis wachtten Opa en
Opoe met mijn broertjes. Bij iedere bom die ze hoorden vallen hadden ze gebeden:
mijn Jezus , barmhartigheid. Wat was iedereen opgelucht dat we weer veilig bij elkaar
waren.
Het werd pas echt leuk toen we inkwartiering kregen van een legerkok, die lekkere
hapjes meebracht en natuurlijk chocolade. Spannend was het toen een tank zich vast
reed achter onze tuin, in de drassige weilanden van de Bimd langs de Dommel. Hij
werd er door een andere tank uitgetrokken. We speelden nog weken tank onder de
tafel met de opgeklapte stoelzitting als uitkijkpost.
Steef Pas
Geboren 21-11-1937