Bijdrager Rita v.d. Loo
Jaar: 1944
Onderwerp.: Verenigingen |Jeugdorganisaties / Scouting |Scouting, Tivoli
Reacties
Naam: Jan van den Bogaert
De familie Van den Oetelaar was welbekend in de buurt. Vader had thuis in de Edelweisstraat een werkplaats waar hij met een houtdraaibank op bestelling “knellen” (haktollen) draaide. Op verzoek rustte hij die uit met scherpe ijspunten, i.p.v. de gebruikelijke bolle punt, om de knellen van medespelers in het knellenspel ermee te doorklieven. Met die ijspunten bleef er natuurlijk altijd vraag naar knellen. Dat knellenspel ging als volgt.: de knel werd vanaf de punt omwikkeld met een “pees” (koord) en een kant van de pees in de hand en dan de knel met kracht in een getekende cirkel werpen(dat heet kappen). Door het afdraaien uit de pees ging de knel in een snel draaiende beweging de cirkel in. De bedoeling was om andere draaiende knellen te doorklieven.
Naam: Paul van der Cingel
Dat doorklieven lukte ook met bolle punten, de knel was vaak van een inferieure houtsoort. Op gegeven moment kwamen klinknagels in zwang, die hadden nl. een randje die het omwikkelen van het koord makkelijker maakte. Dat koord was ook belangrijk, het moest niet te dik of te dun zijn. Die cirkel waar Jan over spreekt kan ik mij niet herinneren. Alleen jongens deden het, meisjes hadden een ander spel, tollen. Een tol leek een beetje op een paddestoel. Ook bij dit spel werd een touwtje gebruikt, maar dat zat vast aan een stokje van zo'n 30 à 35 cm lang stokje. De tol werd op vergelijkbare wijze aan het draaien gebracht en je moest proberen de tol zo lang mogelijk te laten draaien (tollen) door dat stokje met touwtje als een zweepje te gebruiken. Die scheiding der seksen kwam bij alle spelletjes voor, behalve bij britsen. ik denk dat kinderen van nu zouden duizelen als ze wisten hoeveel verschillende spelletjes wij vroeger deden.
Naam: bert van herk
Die kapknel werdt ook wel ijsknel genoemd. Ik heb er nog een liggen thuis, maar ik heb er niet de originele pees bij (touw). Regelmatig niette ik boven op de die knel stukjes aluminiumfolie, van die zilveren doppen in allerlei kleuren die op de melkflessen zaten. De karnemelk was wit, griesmeelpap blauw enz. Als je dan aan het knellen was, gaf dat een zoemend geluid. Deze knellen hadden een spitse punt.
Naam: bert van herk
We knelden niet alleen, maar we deden we ook veel aan mesje-pik, ook landje-pik genoemd. Je tekende een groot vierkant in het zand, gooide er met een mes in dan trok je een verdeellijn. Jij de helft en ik de helft. Je gooide met het mes in elkaars vak om de beurt, en trok een lijn. De vorige lijn veegde je weer weg en zo wordt jouw vak of van je tegenstander steeds groter of kleiner. tot er niks meer over bleef. Degene die niks meer had, had verloren. Daar moet je nu eens mee komen. En er was ook nog de zeepkistenrace, een zelfgebouwde zeepkist van sinaasappel- of aardappelkistjes. met kinderwagenwielen eronder, en met een touw of voeten sturen. Een jongen of meisje in de kist, een andere duwde hem weg en dan kijken wie het verste kwam. Het mooiste was als dat van een heuvel kon. Ik heb er verschillende gebouwd. zonder vliegwiel wel te verstaan. En een vlieger maken van een blauwe tarvobroodbuil. Knip de achterkant waar hij dicht geseald is eraf, maak aan de onderkant van de buil een gaatje, doe daar een touwtje van ongeveer 2,50 meter als staart aan en maak daar wat papiertjes aan vast. Aan de andere kant van de buil een lang touw waar je hem mee vasthoudt en vliegeren maar. Weet iemand nog wat ruitje tikken is? Nee? Ik wel.
Naam: Marijke de Groot-Thijssen
Met knellen "kappen", ja dat weet ik nog wel. Dikwijls lag er dan een stuiver in een kringetje in het zand. Die moest je dan uit de kring zien te kappen. De knel met punt naar beneden laten draaien heette "peeske trekken". En "ruitje tikken" ken ik niet, maar wel "belleke trekken".
Naam: Redactie EiB
Naar aanleiding van de reacties over knellen stuurde Bert van Herk ons foto's van een kapknel en een ijsknel. Die hadden de spitse punt waarmee je kon proberen de knel van een tegenstander te doorklieven. KLIK HIER voor twee knellen van dat type: links een gewone knel met kopje en spitse punt, rechts een ijsknel.
Naam: Ben Brekelmans
Onder foto 5315 vind je een hele trits spelletjes uit onze korte-broeken-tijd.
Naam: Paul van der Cingel
Ben Brekelmans verwijst naar foto 5315 en dan zie ik ook nog spelletjes waarvan ik nooit gehoord heb. Misschien waren er in verschillende stadsdelen andere spelletjes populair of variaties daarvan. Ik heb pik, olie of dik alleen in Gestel gekend, toen ik naar Woensel naar school ging was britsen heel populair. Dat was zowat het enige spelletje dat jongens en meisjes allebei speelden, en soms zelfs samen. Ja Bert, die knellen herken ik wel, ze zijn wel fraaier dan de exemplaren waarmee ik vroeger speelde, die waren overigens meestal gekleurd. Nog een jongensspel: koppen met een tennisbal tussen twee teams van twee man en een krijtstreep ertussen. De regels waren ongeveer als bij volleybal, je had een punt als de bal de grond raakte op de helft van de tegenpartij.
Naam: Paul van der Cingel
Dit is voor de echte liefhebbers. Pik, olie of dik ging als volgt: een jongen gaat gebukt tegen een muur staan, zoals bij bokspringen. De andere jongens staan op een meter of tien te wachten. Om de beurt springt een van hen op de rug van de eerste jongen en houdt een hand op de rug. Van die hand strekt hij 1, 2 of 3 vingers en vraagt pik, olie of dik. Pik voor de duim, olie voor duim en wijsvinger en dik voor duim, wijsvinger en middelvinger. Als de 'bok' het juiste woord zegt, gaat degene die gesprongen heeft in dezelfde houding aansluiten bij nummer 1. Raadt de bok verkeerd, dan mag de springer het opnieuw proberen. De volgende springer , nummer 3, moet dan over nummer 2 naar nummer 1 doorschuiven en dezelfde vraag stellen. Geeft nummer 1 het juiste antwoord, dan sluit nummer 3 zich aan bij nummer 2. Hoe langer de rij hoe groter de lol. De winnaar is de laatste springer, maar er was vaak geen winnaar omdat als er een flinke rij was ontstaan het hele boeltje in elkaar stortte. Ik hoop dat het zo duidelijk is, zo niet, leg ik het graag nog een keer uit.
Naam: Paul van der Cingel
Nee Bert. ik dee aan alles mee. Was weinig thuis. Padvinderij, voetballen op terrein Scheerkwast, lid van gymnastiekvereniging ETV, zwemmen Sportfondsenbad, IJzeren Man en op zijn tijd kattekwaad zoals belletje trek. En dat allemaal naast die spelletjes die al genoemd zijn. Ik kwam mijn kindertijd wel door, niet altijd tot ieders genoegen. Ik heb een paar keer op de gang mogen staan op het politiebureau aan de Grote Berg. Als ze mijn ouders belden, zeiden die 'stuur hem maar naar huis tegen etenstijd'.
Naam: bert van herk
Paul, jij was dus een kwajonge, een raddraaier, een ballegander. Dat waren de uitdrukkingen van mijn moeder over deze jongens. Op het politiebureau heb ik nooit gezeten, al scheelde het soms verrekte weinig. Ik heb er wel eens mijn jongste bruur opgehaald, mijn ouders waren niet bereikbaar op dat moment. Met de belofte aan de agenten dat ik het aan mijn ouders zou vertellen dat hij hier zat. Ja agent, dat doe ik zeker, hij is er aan thuis. Buiten was ik alles vergeten. gaf mijn bruur een knipoog, en hij kon weer lachen. Dus ik kon thuis niks vertellen (hij had twee fietsenbanden om een lantaarnpaal gegooid). Ik ging weer door met mijn eigen spel, met het maken van een zoemhout, ook snorrebot genoemd. Jij weet gegarandeerd wat het is, daar hadden we ook veel plezier aan, het gaf een prachtig geluid. Zoals ook het maken van een klepperblikje op een fiets, van een Erdal-schoenpoetsblikje en een stukje karton en twee wasknijpers. Die maakte je vast met een dikke postbode-elastiek op de tengels van het achterspatbord. Dat gaf een flapperend geluid op de spaken van het achterwiel als je fietste. Of een zoempot achter op je fiets, gemaakt van een leeg blik waar een liter soep in had gezeten en een stuk touw. Dat blikje zette je met de open kant op het bagagerek van de fiets. in de bodem maakte je een gaatje, waar je het touw doorheen haalde en over de buitenkant van de achternaaf deed en dan door het gaatje van het soepblik. Je legde er een knoop in en stak er een stukje hout door. Je draaide het touw zo strak mogelijk aan zodat het blik op het bagagerek vast kwam te staan. En dan fietsen maar. Dat was ook een mooi geluid, de hele buurt kon je horen als je eraan kwam, een mooi brommend geluid. Dat moet jij ook nog weten, Paul. Want ik geloof niet dat deze spelletjes wijkgebonden waren. Wat denk je van stoeprandje butsen met een bal? Kijken wie het best kon mikken. Ik deed dat een keer met een ijzeren bal, maar dat ging goed fout. Die bal ging door een winkelruit, en dat gaf een rotklap toen die bal door het glas ging en het geluid van het glas dat op de stoep en in de winkel viel. “Tja, shit happens.” Toen zat ik bijna op het politiebureau. Je ziet wel dat een bal raar kan rollen en butsen. Dat was de ruit op de hoek van de Needestraat en Halvemaanstraat. Nu zit daar het Halve Maantje, toen zat er een witgoedbedrijf en loodgieter De Haan.
Naam: Paul van der Cingel
Bert, een kwajongen was ik inderdaad meer dan eens. Maar die andere benamingen heb ik nooit gehoord. Ik moet je teleurstellen wat betreft dat soepblik. Misschien omdat ons moeder altijd zelf soep maakte. Dat geklepper via de spaken van de fiets heb ik wel gedaan, maar wel een variant. Aan de voorvork en geen schoensmeerdoosje maar een plat stukje blik, wasknijpers en ik dacht ook met dat dikke elastiek. Spoorzoekertje, weet je dat nog? Een groepje ging op weg en liet overal, met krijt, een spoor na, De tweede ploeg moest dan via die sporen de eerste groep opzoeken. Je kon het de achtervolgers ook nog lastig maken door tijdrovende opdrachten te geven. b.v. bomen in een plantsoen tellen terwijl wij die telling zelf niet deden, kostte hun tijd en ons niet. Aan het eind zeiden we dan bedankt voor het tellen. Ik heb ergens anders al verteld dat ik op de hoek Grote Berg/Keizersgracht/Wal/Kerkstraat door rood was gereden (toen het enige stoplicht in de stad) en de politie mij op school ten overstaan van de hele klas kwam vertellen hoe gevaarlijk dat toch was. De politie was al vroeg mijn beste vriend zoals je begrijpt.
Naam: bert van herk
welke oude foto's je ook bekijkt, er zit altijd wel een pastoor, priester, of non bij. Die lui staken overal hun neus in, ongelooflijk. Het leek de KGB wel. Dit doet mij denken aan de breewer toendertijd, achter de Koenraadkerk. Dat was toen nog een nishut, van golfplaten. Bij de jongenshoek zat een pastoor en in de meisjeshoek zat een non, om alles in de gaten te houden, zodat de jongens niet te dicht bij de meisjes kwamen en elkaar niet aanraakten onder het dansen. Dat regelden zij wel even.
Naam: Paul van der Cingel
Bert, je hebt een verkeerd beeld van die geestelijken die je overal op foto's ziet. Zij zaten daar niet voor niets, zij waren aangesteld als geestelijk adviseur en dienden de overige afgebeelde personen te behoeden voor zedelijk verval, en dat was echt heel nodig in die tijd.