Op 20 augustus 1904 wilde het koninklijk paar, koningin Wilhelmina en prins Hendrik, naar Helmond komen, om kennis te maken met het dertienduizend inwoners tellende stadje met een voorname textiel- en metaalindustrie. Toen ze daar in Eindhoven lucht van kregen, schreef de burgemeester van die stad een brief aan de Commissaris der Koningin. Hij baalde ervan dat aan een bezoek aan Eindhoven ‘niet scheen te zijn gedacht’. Kon de Commissaris niet zijn best doen om ‘Eindhoven te laten delen in de eer van het koninklijk bezoek’?

Commissaris Van Voorst tot Voorst had compassie met het gepasseerde Eindhoven. Hij stuurde een brief naar het koninklijk huis. „Ik waag het hier een goed woord te doen voor beide gemeenten. Wanneer Hare Majesteit slechts in één van deze sterk rivaliserende gemeenten zou komen, dan is het wel heel zeker dat de ander zich erg tekort gedaan voelt.” Hij voegde er nog aan toe dat de koninklijke trein naar Helmond ‘twee keer voorbij Eindhoven stoomde’. „Dat zou bitter hard zijn.” Om de lieve vrede te bewaren, besloot Wilhelmina uiteindelijk eerst maar Eindhoven aan te doen. ‘s Middags nam het gezelschap de trein naar Helmond.